Wageningen, The Netherlands
May 15, 2012
De bacterie Clavibacter michiganensis subsp. michiganensis veroorzaakt bacterieverwelkingsziekte ofwel bacteriekanker, een ziekte die de laatste jaren veel schade in de tomatenteelt geeft. Onderzoekers van Wageningen UR hebben de verspreiding van uit besmet zaad en de secundaire verspreiding in een gewas in drie kasexperimenten onderzocht om een gevalideerde bemonsteringstechniek te ontwikkelen.
Clavibacter heeft in de EU de quarantainestatus; Nederland is dus verplicht om verspreiding in de EU tegen te gaan. De bacterie kan worden overgebracht met zaad, jonge planten, vruchten, water en werkzaamheden in het gewas. Bovendien kan de bacterie achterblijven in grond en substraat. De symptomen van een besmette tomatenplant variëren van (permanente) verwelking, laesies op blad en stengels, verslijming van de stengeldelen tot het totaal afsterven en indrogen van het gewas.
In 2009 en 2010 is gekeken naar de verticale verspreiding vanuit besmet zaad. Besmetting van het zaad, ook met een lage dichtheid bacteriën, geeft vrijwel altijd geïnfecteerde planten. Hiervan zijn iin aflopende mate de wortels, de stengels en het blad geïnfecteerd. Als planten vanuit het zaad geïnfecteerd zijn, geeft bemonstering van wortels of stengels dus de hoogste kans op detectie. De verschillen zijn echter niet groot en het is praktischer op blad te bemonsteren. Het maakt daarbij niet uit of je jong of oud blad neemt.
In 2010 en 2011 is er ook onderzoek gedaan naar de horizontale verspreiding, dus vanuit geïnfecteerde planten naar gezonde planten. In 2010 gaf plaatsing van gezonde planten naast een besmette plant in een bak met voedingsoplossing overdracht van de bacterie te zien. Hierbij werden ook de bloemstelen en potentieelde nieuw te vormen zaden van de aanvankelijk gezonde planten besmet.
In 2011 zijn besmette planten opgekweekt tussen gezonde planten in standaard zaaitrays met steenwolpluggen, zoals dat ook bij plantenkwekers gebeurt. Vervolgens zijn de jonge planten behandeld zoals in de praktijk en zijn de koppen verwijderd, wat naar verwachting de bovengrondse verspreiding bevordert. De onderzoekers hebben geen horizontale verspreiding kunnen vaststellen. Door de trage transmissie van besmet zaad naar plant en het trage ziekteverloop waren de kansen voor secundaire verspreiding kennelijk te gering. Verder onderzoek is nodig om de risico’s van horizontale verspreiding onder deze omstandigheden te kunnen bepalen.